Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stak uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitsteken

stak uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitsteken
    • Ik stak uit. 
    • Jij stak uit. 
    • Hij, zij, het stak uit. 


Gangbaarheid