Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stads·wijk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stadswijk stadswijken
verkleinwoord stadswijkje stadswijkjes

Zelfstandig naamwoord

de stadswijkv / m

  1. wijk van een stad
     Zelfs met een flinke som geld en extra aandacht lukt het niet om een oude, arme volkswijk in een paar jaar te veranderen in een moderne stadswijk waar het goed toeven is. Dat blijkt in Oud-Crooswijk in Rotterdam, vijf jaar geleden volgens het Sociaal- en Cultureel Planbureau (SCP) de armste wijk van Nederland.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Oud-Crooswijk was armste wijk, miljoenen verder gaat het iets beter” (02-10-2021), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be