stabilisatie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sta·bi·li·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het stabiel maken’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
- Naamwoord van handeling van stabiliseren met het achtervoegsel -atie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stabilisatie | stabilisaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de stabilisatie v
- het vast van waarde maken
- De stabilisatie van de energietoevoer verliep goed.
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
1. het vast van waarde maken
Gangbaarheid
- Het woord stabilisatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.