Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staats·bur·ge·res
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord staatsburgeres staatsburgeressen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de staatsburgeresv

  1. vrouw als volwaardig lid van een nationale politieke gemeenschap
     Een Nederlandse staatsburgeres (Denise de Hart bezat de Nederlandse nationaliteit!) en Bouterse kregen van de rechter dus te horen dat hun recht op vergaderen in Nederland wel wordt erkend, maar dat, daar Bouterse geen visum kreeg voor Nederland, zij dat recht maar in het buitenland moesten uitoefenen![1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    A.R. Haakmat
    “Het recht van vergadering is niet iedereen gegund” (4 mei 1995) op nrc.nl