Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staan·de
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1435 [1] [2]

Voorzetsel

staande

  1. (formeel) tijdens, gedurende

Werkwoord

vervoeging van: staan
verbogen vorm: staandee

staande

  1. verbogen vorm van staand, het onvoltooid deelwoord van staan

Bijvoeglijk naamwoord

staande

  1. verbogen vorm van de stellende trap van staand
  2. (heraldiek) rechtop, op vier poten (van ram, leeuw)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Op staande voet (ontslagen worden)
direct

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen