spraakleer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: spraakleer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- spraak·leer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van spraak en leer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spraakleer | spraakleren |
verkleinwoord | spraakleertje | spraakleertjes |
Zelfstandig naamwoord
- een stelsel van regelmatigheden die optreden in een taal
- Kinderen leren een taal zonder zich bewust te zijn van enige spraakleer.
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord spraakleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spraakleer" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be