sportieveling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spor·tie·ve·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportieveling | sportievelingen |
verkleinwoord | sportievelingetje | sportievelingetjes |
Zelfstandig naamwoord
de sportieveling m
- iemand die heel sportief is
- Sportievelingen nemen de trap in plaats van de lift.
Gangbaarheid
- Het woord sportieveling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sportieveling" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be