Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoor aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aansporen

spoor aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aansporen
    • Ik spoor aan. 
  2. gebiedende wijs van aansporen
    • Spoor aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aansporen
    • Spoor je aan? 


Gangbaarheid