spits
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spits
Woordherkomst en -opbouw
- zn van Duits Spitze, in de betekenis van ‘puntig’ voor het eerst aangetroffen in 1542 [1] [2]
- bn van Middelnederlands spits, op te vatten als afgeleid van spit met het achtervoegsel -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spits | spitsen |
verkleinwoord | spitsje | spitsjes |
Zelfstandig naamwoord
- (verkeer) drukte in het verkeer op bepaalde tijdstippen
- Hij ging in de spits naar zijn werk.
- (sport) een voetballer die voor in het veld staat
- Van de aanvallers is de spits meestal diegene die de meeste doelpunten maakt.
- ▸ Even later tekende Lewandowski wel voor zijn tiende Champions League-treffer. Oud-Ajacied Maximilian Wöber ging het duel met de Poolse spits veel te lomp in, waarna Lewandowski zijn zelf verdiende strafschop snoeihard in de linkerhoek schoot: 1-0.[3]
- kleine, oorspronkelijke soort honden
- (scheepvaart) klein vrachtschip, binnenschip (ook in gebruik als woonboot)
- (bouwkunde) scherp, puntig uiteinde, punt [1], tip [1], top [1]
- De spits van de kerktoren.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- hoogtepunt
- [3] keeshond
- [5] neus, piek, uiterste
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
drukte in het verkeer
voetballer die voor in het veld staat
soort honden
klein vrachtschip (ook als woonboot)
scherpe punt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | spits | spitser | spitst |
verbogen | spitse | spitsere | spitste |
partitief | spits | spitsers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
spits
- in een punt uitkomend
- Hij kreeg de spitse pijl in zijn been.
- scherpzinnig.
- Ze gaf hem weer zo'n spits antwoord.
Verwante begrippen
Vertalingen
in een punt uitkomend
scherpzinnig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
spitsen |
spits
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spitsen
- Ik spits.
- gebiedende wijs van spitsen
- Spits!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spitsen
- Spits je?
Gangbaarheid
- Het woord spits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spits" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ spits op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "spits" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Bayern vernedert Salzburg met 7-1, Lewandowski is Haller voorbij na hattrick” (DI 8 MAART 2021), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Werkwoord
spits
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) spit
Zelfstandig naamwoord
spits mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spit