Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spi·rant
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord spirant spiranten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spirantv / m

  1. (taalkunde) een medeklinker die geproduceerd wordt met een gedeeltelijke obstructie ergens in het spraakkanaal
Synoniemen

Gangbaarheid

26 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen