spies
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spies
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spies | spiesen spiezen |
verkleinwoord | spiesje | spiesjes |
Zelfstandig naamwoord
- stokje of staafje om door vlees of ander voedsel te steken, zodat het door ronddraaien van alle kanten kan worden geroosterd
- (militair) lichte lans
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord spies staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "spies" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Engels
Uitspraak
- IPA: /spaɪz/
Werkwoord
spies
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) spy
Zelfstandig naamwoord
spies mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spy