spie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘Bargoens: cent, geld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1906 [1]
- In de betekenis van ‘pin’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spie | spieën |
verkleinwoord | spietje | spietjes |
Zelfstandig naamwoord
- (techniek) een plat of rond, toelopend voorwerp dat wordt gebruikt om iets stevig mee vast te zetten, of bijv. een stuk hout te kloven
- De steigerpijpen worden met spieën vastgezet.
- (techniek) een stukje metaal dat in een groef van een (motor-) as ligt opgesloten, om verdraaiing te verhinderen.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- [1] keg, keilbout, klemverbinding, wig
- [2] aandrijfas, borgpen, luns, splitpen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spie | spiezen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
[B] spie v
- (spreektaal) een cent
Uitdrukkingen en gezegden
- [3]: geen spie meer hebben
geen cent meer hebben, blut zijn
Vertalingen
2. (inleg-) spie
Gangbaarheid
- Het woord spie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spie" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 "spie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be