Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spel·den·prik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speldenprik speldenprikken
verkleinwoord speldenprikje speldenprikjes

Zelfstandig naamwoord

de speldenprikm

  1. gaatjes gemaakt door een speld
    • Haar bleke gezicht had de karakteristieke gelaatstrekken zoals ze die altijd van haar hadden gekend, maar nu was het met speldenprikken doorweven, was het niet-doorbloede vlees van haar lippen en oogleden tot leven gekomen en glom het als vers geslacht weefsel. [2] 
  2. kleine prikjes
    • Zefods lucht begon op te raken, en het beetje dat hij nog overhad verspreidde zich met speldenprikjes en getintel door zijn longen. [3] 
  3. (figuurlijk) kleine plagerij, kleine hatelijkheid
    • ` Michiko; klinkt het als ze de veranda op stapt. Ze verstijft, beducht voor de kleine hatelijkheden en speldenprikken waarmee haar tante haar overlaadt. 'Roer de soep. Met een houten lepel, langzaam en over de bodem, zodat alles loskomt. Denk je dat je dat kunt?' [4] 
    • Hoewel hij geen partijen bij naam noemde, waren de speldenprikken aan het adres van toekomstig coalitiepartners VVD en D66 nauwelijks verholen. "Vrijheid is niet lekker doen wat je wilt, maar een opdracht die een verantwoordelijkheid inhoudt", zei hij. [5] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Olde Heuvelt, Thomas
    HEX [2016] ISBN 978-90-245-7334-9 pagina 317
  3. Adams, Douglas Eoin Colfer
    Hitchhiker's Guide deel zes van drie En dan nog iets ... [2010] ISBN 978-90-225-5659-7 pagina 150
  4. Beijnum, Kees van
    De offers [2014] ISBN 978-90-234-8628-2 pagina 242
  5. Tubantia Laurens Kok 4 september 2017
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be