spektakel

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  spektakel    (hulp, bestand)
• IPA: /spɛkˈtaːkəl/

Woordafbreking

• spek·ta·kel

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘herrie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1787
• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schouwspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1501

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	spektakel	spektakels
verkleinwoord	spektakeltje	spektakeltjes

Zelfstandig naamwoord

het spektakel o

1. opzienbarend schouwspel, wonderbare vertoning

   • De festiviteiten werden geopend met een groots spektakel. 

   ▸ In de taxi naar huis, een gewone doorrookte Volvo, in alle discretie, was het een goed gevoel om weg te komen van het spektakel in Riche, ook al voelde het misschien een beetje vreemd om het op Erkki te schuiven.

Afgeleide begrippen

• spectaculair, spektakelbeschaving, miljoenenspektakel

Vertalingen

    1. opzienbarend schouwspel   

Duits: Spektakel (de) o Engels: spectacle (en) Fins: spektaakkeli (fi) Frans: spectacle (fr) m

Ido: spektaklo (io) Italiaans: spettacolo (it) m Spaans: espectáculo (es) m Zweeds: spektakel (sv) o

Gangbaarheid

• Het woord spektakel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spektakel" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Deens

Zelfstandig naamwoord

spektakel o

1. driftbui

Verbuiging

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	spektakel	spektaklet	spektakler	spektaklerne
genitief	spektakels	spektaklets	spektaklers	spektaklernes

Verwijzingen

• spektakel in:
  Det Danske Sprog- og Litteraturselskab
  Den Dankse Ordbog op website:ordnet.dk

Zweeds

Zelfstandig naamwoord

spektakel o

1. spektakel

Verbuiging

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	spektakel	spektaklet	spektakel	spektaklen
genitief	spektakels	spektaklets	spektakels	spektaklens