Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·de to·neel
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
toneelspelen

speelde (…) toneel

  1. enkelvoud verleden tijd van toneelspelen
    • Ik speelde toneel. 
    • Jij speelde toneel. 
    • Hij, zij, het speelde toneel. 

Gangbaarheid