spatteren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spat·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- frequentatief gevormd uit spatten met het achtervoegsel -er
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spatteren |
spatterde |
gespatterd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
spatteren
- inergatief voortdurend vocht in druppels laten rondvliegen
- De kinderen spatteren in het zwembad.
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'spatteren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.