Nederlands

 
sparrenboom
Uitspraak
Woordafbreking
  • spar·ren·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sparrenboom sparrenbomen
verkleinwoord sparrenboompje sparrenboompjes

Zelfstandig naamwoord

de sparrenboomm

  1. (plantkunde) een spar Picea  
     In het Kurpark staat hij wat verscholen onder een grote sparrenboom.[3]
     De sparrenboom werd donderdag geveld in het Hertogenwoud in Eupen, om vrijdagmorgen om 6 uur aan te komen op de Grote Markt. De reusachtige kerstboom wordt geschonken door Wallonië en heeft een duurzaam PEFC-label. De boom is een fijnspar, een soort die veel gebruikt wordt als kerstboom en tot wel 50 meter groot kan worden.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. sparrenboom op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  4.   Weblink bron “Kerstboom prijkt al op Brusselse Grote Markt” (17/11/2017), De Standaard