Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • som·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanmanen’ voor het eerst aangetroffen in 1299 [1]
  • afgeleid van het Franse sommer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sommeren
sommeerde
gesommeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

sommeren

  1. overgankelijk met autoriteit een bevel geven
    • In 1986 werden de eigenaars van de strandhutten gesommeerd om per oktober hun hutten te ontruimen en af te breken. 
  2. overgankelijk (wiskunde) een aantal grootheden optellen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • som·me·ren
Naar frequentie 3179

Zelfstandig naamwoord

sommeren

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van sommer


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • som·me·ren
Naar frequentie 2577

Zelfstandig naamwoord

sommeren

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van sommer