snokten
- snok·ten
vervoeging van |
---|
snokken |
snokten
- meervoud verleden tijd van snokken
- Wij snokten.
- Jullie snokten.
- Zij snokten.
- Wij snokten.
- Het woord snokten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
snokken |
snokten