Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snip·per
enkelvoud meervoud
naamwoord snipper snippers
verkleinwoord snippertje snippertjes

Zelfstandig naamwoord

de snipperm

  1. een klein, plat stukje van betrekkelijk zacht materiaal als papier en hout
    • Ik heb dat briefje verscheurd en de snippers uit het raam gegooid, je zult er geen snipper van terugvinden. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
snipperen

snipper

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snipperen
    • Ik snipper. 
  2. gebiedende wijs van snipperen
    • Snipper! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snipperen
    • Snipper je? 

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be