Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking

snif·fe·len

Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sniffelen
sniffelde
gesniffeld
zwak -d volledig

Werkwoord

sniffelen

  1. herhaaldelijk een licht snuivend geluid maken, om te ruiken of als gevolg van verkoudheid of verdriet
    • ... overal was dan het sniffelen, wenen en snotteren te horen... [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen