Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snierkt

Werkwoord

vervoeging van
snierken

snierkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snierken
    • Jij snierkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snierken
    • Hij snierkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van snierken
    • Snierkt!