Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snel·wan·del·den

Werkwoord

vervoeging van
snelwandelen

snelwandelden

  1. meervoud verleden tijd van snelwandelen
    • Wij snelwandelden. 
    • Jullie snelwandelden. 
    • Zij snelwandelden.