snelwandelden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- snel·wan·del·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
snelwandelen |
snelwandelden
- meervoud verleden tijd van snelwandelen
- Wij snelwandelden.
- Jullie snelwandelden.
- Zij snelwandelden.
- Wij snelwandelden.
vervoeging van |
---|
snelwandelen |
snelwandelden