Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • snel·fiets·rou·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snelfietsroute snelfietsroutes
snelfietsrouten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de snelfietsroutev / m

  1. breed fietspad met twee rijstroken dat functioneert als een veilige, snelle en hoogwaardige verbinding voor fietsers
     Volgens Bot gebeurt er al heel veel. "Er is een ambitieus programma om snelfietsroutes aan te leggen. Naast de routes die al zijn aangelegd, begint de provincie met nog eens 10 verkenningen voor nieuwe fietssnelwegen."[1]
     Uit de auto en fietsend op de snelfietsroute[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Roel Pauw
    “Veel fietsvriendelijke verkiezingsprogramma's in Zuid-Holland” (Donderdag 7 maart 2019), NOS
  2.   Weblink bron “'Fietssnelwegen comfortabel maar automobilisten hebben hardnekkige gewoonte'” (Donderdag 7 maart 2019, 19:28), NOS