Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sneeuw·lucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwlucht sneeuwluchten
verkleinwoord sneeuwluchtje sneeuwluchtjes

Zelfstandig naamwoord

de sneeuwluchtv / m

  1. wolkenlucht die de komst van sneeuw doet vermoeden
    • Er hing een echte sneeuwlucht en een uurtje later begon het ook inderdaad te sneeuwen en niet zo zuinig ook. 

Gangbaarheid

Verwijzingen