slotvoogd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- slot·voogd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van slot zn en voogd zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slotvoogd | slotvoogden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- persoon die namens de eigenaar of de overheid het beheer voert over een kasteel
- ▸ Prins Rupert is aangesteld tot slotvoogd van de Tower.[2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord slotvoogd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Regicide” (2020), Cargo, ISBN 9789403191218