slopen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- slo·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
slopen |
sloopte |
gesloopt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
slopen
- een structuur ontmantelen, afbreken
- Deze auto kan beter gesloopt worden.
- fysiek uitputten
- Na de hardloopwedstrijd was ik gesloopt.
- ▸ Na het nemen van de afslag ziet de weg naar boven er nog even mild uit, maar dan begint het asfalt al snel te welven. Er is minder dan een handvol haarspeldbochten, maar de hellingsgraden slopen de eerste reserves uit de benen.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een structuur ontmantelen, afbreken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sluipen |
slopen
- meervoud verleden tijd van sluipen
- Wij slopen.
- Jullie slopen.
- Zij slopen.
- Wij slopen.
Zelfstandig naamwoord
de slopen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord sloop
Gangbaarheid
- Het woord slopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slopen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "slopen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ slopen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be