sloegen achteruit
- sloe·gen ach·ter·uit
vervoeging van |
---|
achteruitslaan |
sloegen (...) achteruit
- meervoud verleden tijd van achteruitslaan
- Wij sloegen achteruit.
- Jullie sloegen achteruit.
- Zij sloegen achteruit.
- Wij sloegen achteruit.
vervoeging van |
---|
achteruitslaan |
sloegen (...) achteruit