Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sloeg op hol
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
op hol slaan

sloeg op hol

  1. enkelvoud verleden tijd van op hol slaan
    • Ik sloeg op hol. 
    • Jij sloeg op hol. 
    • Hij, zij, het sloeg op hol. 
    • Hij wachtte maar en wachtte maar en ik dacht dat hij het niet zou gaan redden. En toen kwam hij toch nog. Nou, ik kan u zeggen, mijn hart sloeg op hol. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen