Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sleep·aak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sleepaak sleepaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sleepaakv / m

  1. plat vrachtschip zonder eigen voortstuwing; platte rivierboot zonder eigen voortstuwing
     Zondag zal de berging van het verongelukte toestel voortgezet worden. Experts hadden er zaterdag tot diep in de nacht aan gewerkt om het intussen met water volgelopen wrak op een sleepaak te hijsen, waardoor ook de zwarte dozen in de staart van het toestel gerecupereerd kunnen worden.[1]

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    dsl
    “'Held van de Hudson' wilde ramp vermijden” (18/01/2009), De Standaard
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be