slapeloosheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sla·pe·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slapeloosheid | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de slapeloosheid v
- (psychologie) (medisch) een slaapstoornis, het niet kunnen slapen
- ▸ Dat het hier en daar een beetje pijn deed, had niets met de slapeloosheid te maken, ik had het wel erger meegemaakt.[1]
Synoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord slapeloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slapeloosheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be