sik
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sik
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dun baardje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1798 [1]
- In de betekenis van ‘geit’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1773 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sik | sikken |
verkleinwoord | sikje | sikjes |
Zelfstandig naamwoord
- dun puntig baardje, geitenbaard
- Hij droeg een raar sikje en een snor.
Gangbaarheid
- Het woord sik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sik" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 "sik" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Turks
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | sik | sikler |
genitief | sikin | siklerin |
datief | sike | siklere |
accusatief | siki | sikleri |
locatief | sikte | siklerde |
ablatief | sikten | siklerden |
Zelfstandig naamwoord
sik