Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sig·naal·ni·veau
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord signaalniveau signaalniveaus
verkleinwoord signaalniveautje signaalniveautjes

Zelfstandig naamwoord

het signaalniveauo

  1. (natuurkunde), (elektronica) de sterkte van het een signaal, vaak uitgedrukt in een decibel-eenheid
    • Het signaalniveau moet op dat punt volgens de specificatie, 30 dB hoger liggen dan het ruisniveau. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid