Nederlands

 
sightseeing bus
Uitspraak
Woordafbreking
  • sight·see·ing
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vluchtige bezichtiging’ voor het eerst aangetroffen in 1876 [1]
  • uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sightseeing
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sightseeingv / m [3]

  1. een vluchtige, toeristische bezichtiging, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar de bezienswaardigheden
    • Na een sightseeing tour met een bus in Philadelphia, gaven vrijwilligers die een camera meekregen een hogere ‘plezierscore’ aan dan wie niet fotografeerde (de vrijwilligers waren niet op de hoogte van het opzet van de studie). Ze voelden zich ook meer ondergedompeld in de ervaring. De onderzoekers kwamen tot een gelijkaardig resultaat bij een groep vrijwilligers die eten kregen voorgeschoteld op een boerenmarkt. [4] 
    • De telefoon van Romaike staat vol met foto's en filmpjes van het Russische avontuur. Ze is op het Rode Plein geweest en bij het Kremlin. Even een sightseeing voordat ze naar het ziekenhuis ging. Opvallend: Romaike zat in een rolstoel. "Maar ik heb in Rusland op straat niemand gezien in een rolstoel." Gehandicapten maken duidelijk geen deel uit van de Russische samenleving. De behandeling zelf was heftig en voor de Almelose bij vlagen 'zeer emotioneel'. [5] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen