Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • shoc·keert

Werkwoord

vervoeging van
shockeren

shockeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van shockeren
    • Jij shockeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van shockeren
    • Hij shockeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van shockeren
    • Shockeert!