Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sex·tet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘stuk voor zes musicerende personen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • Ontleend aan het Italiaanse sestetto
enkelvoud meervoud
naamwoord sextet sextetten
verkleinwoord sextetje sextetjes

Zelfstandig naamwoord

het sexteto

  1. (muziek) een groep van zes muzikanten
  2. (muziek) een muziekstuk voor zes musici
  3. (dichtkunst) een dichtvorm bestaande uit zes regels
Verwante begrippen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen