Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scoot·mo·bie·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scootmobieler scootmobielers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de scootmobielerm

  1. bestuurder van een scootmobiel
     Scootmobieler vlak voor trein van spoor gehaald: In Veenendaal is een man met een scootmobiel op een haar na onder een trein gekomen. De 64-jarige man wilde met zijn hond een spoorwegovergang oversteken, maar zijn scootmobiel hield er midden op de overgang mee op.[1]
     ALMELO - Er valt nog wel wat te verbeteren aan de toegankelijkheid voor rolstoelers en scootmobielers in de binnenstad. Dat bleek tijdens een rondrit van Stichting Almelo Toegankelijk. Twee valide dames namen voor de gelegenheid plaats in een rolstoel om te ervaren waar de obstakels liggen. „Waarom zitten die zelfscankassa's zo hoog? Ik kan er niet bij.”[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Scootmobieler vlak voor trein van spoor gehaald” (Dinsdag 30 december 2014, 17:33), NOS
  2.   Weblink bron
    Hans Brok
    “Met een rolstoel Almelo door? Dat valt nog niet mee: ‘Mensen zetten afvalbakken op de stoep’” (27-01-2023), Tubantia