Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schul·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schelpvormig uitsnijden’ voor het eerst aangetroffen in 1860 [1]
  • afgeleid van schulp met het achtervoegsel -en [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schulpen
schulpte
geschulpt
zwak -t volledig

Werkwoord

schulpen [4] [5]

  1. schelpvormig zagen
  2. zagen in de richting van de houtnerf
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de schulpenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schulp

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Meer informatie