Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schul·de·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schuldeloosheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schuldeloosheidv

  1. het schuldeloos zijn
    • De schuldeloosheid van het meisje werd beklemtoond door haar maagdelijk witte jurkje. 

Gangbaarheid