Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schuil·gaat

Werkwoord

vervoeging van
schuilgaan

schuilgaat

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuilgaan
    • ... dat jij schuilgaat. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuilgaan
    • ... dat hij schuilgaat.