• schrikt op
vervoeging van
opschrikken

schrikt (…) op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opschrikken
    • Jij schrikt op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opschrikken
    • Hij schrikt op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opschrikken
    • Schrikt op!