Nederlands

 
[1] schofthoogte
 
[2] spies op schouderhoogte
Uitspraak
Woordafbreking
  • schou·der·hoog·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schouderhoogte schouderhoogtes
schouderhoogten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schouderhoogtev

  1. (dierkunde) afstand van de bodem tot de bovenrand van de wervelkolom ter hoogte van de schouder bij viervoeters
  2. (anatomie) de hoogte van de boven kan van de schouder bij een mens
     Grote delen van de Filipijnse hoofdstad Manilla staan blank. Door zware regenval is meer dan de helft van de stad overstroomd. Op sommige plaatsen staat het water tot schouderhoogte.[2]
     Na een aanrijding claimt een kickbokser letselschade. Hij zou onder meer zijn nek niet meer kunnen draaien en heeft moeite zijn armen tot schouderhoogte te brengen. Hierdoor kan hij zijn sport niet meer beoefenen. Maar een paar maanden later krijgt de verzekeraar een tip: de kickbokser doet weer aan wedstrijden mee en heeft zelfs een wedstrijd gewonnen. De verzekeraar wijst daarom de claim af.[3]
     Spirit is 15 jaar oud, komt tot schouderhoogte en laat zich heerlijk kriebelen bij zijn manen. Elze Mante, slechts een jaartje ouder, is de trotse verzorger van de pony. In de lockdown heeft ze alle tijd om voor haar grote liefde te zorgen. "Samen eropuit en veel borstelen. Dan zie je ook dat je een betere band met elkaar krijgt."[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Zware overstromingen in Manilla” (7 augustus 2012, 08:50), NOS
  3.   Weblink bron “De verzekering oplichten doe je (niet) zo” (23 oktober 2019, 17:55), NOS