schoonmaakpersoneel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schoon·maak·per·so·neel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van schoonmaken ww en personeel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoonmaakpersoneel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het schoonmaakpersoneel o
- mensen die een ruimte tegen betaling schoonmaken
- ▸ Daarmee is niet gezegd dat alle kamers er zo uitzien, zeker niet, de meeste gasten houden hun kamers netjes en hun koffers blijven dicht, maar de mentale cartotheek van de lelijkheid van het bestaan dat het schoonmaakpersoneel in de loop der jaren aanlegt, is immens[1]
- ▸ Tekin stelt dat de begeleiders soms twintig kilometer op een dag moeten lopen en braaksel van passagiers moeten opruimen omdat er te weinig schoonmaakpersoneel is, schrijft NH Nieuws. "Het komt bovendien regelmatig voor dat minderjarige stagiairs in de nacht door hun ouders naar Schiphol worden gebracht om nachtdiensten te draaien", stelt de provinciebestuurder in de brief.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen
1. mensen die een ruimte tegen betaling schoonmaken
Gangbaarheid
- Het woord schoonmaakpersoneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “Gedeputeerde: minderjarige stagiairs 's nachts ingezet op Schiphol” (21-02-2019), NOS