Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schil·der·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afschilderen

schilderden (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afschilderen
    • Wij schilderden af. 
    • Jullie schilderden af. 
    • Zij schilderden af. 

Gangbaarheid