schiep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schiep
Werkwoord
vervoeging van |
---|
scheppen |
schiep
- enkelvoud verleden tijd van scheppen
- Ik schiep.
- Jij schiep.
- Hij, zij, het schiep.
- Ik schiep.
Gangbaarheid
- Het woord schiep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schiep" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be