Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scher·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vechten met degen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • afgeleid van scherm met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schermen
schermde
geschermd
zwak -d volledig

Werkwoord

schermen

  1. (sport) volgens regels een oefengevecht houden met een blank wapen of een stok
    • Zij schermen al jaren samen en zijn ondertussen erg goed geworden. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de schermenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord scherm

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie


Verwijzingen