Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Schemaschéma


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sche·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘overzicht’ voor het eerst aangetroffen in 1648 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schema schema's
schemata
verkleinwoord schemaatje schemaatjes

Zelfstandig naamwoord

het schemao

  1. een goed uitgewerkt plan
    • We liggen nog aardig op schema. 
  2. een grafische weergave van de relaties tussen de onderdelen van een plan, theorie of organisatie
    • We kunnen de koolstofkringloop is het onderstaande schema weergeven. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Zelfstandig naamwoord

schema

  1. verouderde spelling of vorm van skjema
(onbepaalde onzijdige vorm nominatief enkelvoud)


Zweeds

Zelfstandig naamwoord

  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   schema     schemat     scheman     schemana  
genitief   schemas     schemats     schemans     schemanas  
  1. schema