Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schei·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheiding scheidingen
verkleinwoord scheidinkje scheidinkjes

Zelfstandig naamwoord

de scheidingv

  1. het uiteenhalen van iets in zijn onderdelen
    • De scheiding van hafnium en zirconium is niet eenvoudig. 
     Aan de sluiting van verzorgingshuizen worden twaalf regels besteed, maar daarin wordt het verdwijnen van deze voorziening uitsluitend beschreven als een (kwantitatief) verlies van woonplekken. Terwijl de formule van deze woon-zorgvoorziening juist uniek was: geen scheiding van wonen en zorg, maar juist integratie daarvan.[1]
  2. de lijn aan weerszijden waarvan haar naar de ene of de andere kant valt, de haarscheiding
    • Draagt u een scheiding links of rechts? 
  3. het verbreken van een huwelijk
    • Zij vroeg een scheiding aan. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Noud Engelen
    “Kwetsbare ouderen hebben beschermde woonomgeving nodig” (14 februari 2020), Trouw
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be