Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheel·den

Werkwoord

vervoeging van
schelen

scheelden

  1. meervoud verleden tijd van schelen
    • Wij scheelden. 
    • Jullie scheelden. 
    • Zij scheelden. 
     Wandelstokken? Inderdaad, ik was met de trend meegegaan en had een paar Leki Thermalite-wandelstokken aangeschaft. Deze deden ook dienst als tentpalen, twee vliegen in een klap dus. In totaal scheelden deze multifunctionele stokken mij 350 gram aan gewicht.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers