Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·ter·la·chen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schaterlachen
schaterlachte
geschaterlacht
zwak -t volledig

Werkwoord

schaterlachen

  1. inergatief luidkeels lachen
    • Er werd geschaterlacht na die geestige opmerking. 

Zelfstandig naamwoord

de schaterlachenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schaterlach

Gangbaarheid